Voor altijd bestaat niet

Hij staat besluiteloos voor de kledingkast. Wat moet hij inpakken, wat moet hier blijven? Haar ondergoed en kousen had hij al in de tas gestopt. Samen met haar nieuwe toiletspulletjes. Haar plankje in de badkamer leeg ruimen was hem te definitief. Daarom had hij alles opgeschreven en het nieuw gekocht, zodat ze de nieuwe set mee kon nemen.
Zijn hand streelt onbewust het zachte wol van haar donkerblauwe lievelingsjurk. Die zou ze vaak willen dragen. En het witte vestje met het kanten kraagje. De geruite groene rok met het groene twinset dat haar altijd zo mooi stond…

Peinzend draait hij zich om. Zijn blik valt op haar kaptafel en de bijouteriedoos. Ze kan niet weggaan zonder haar gouden oorbellen, haar ring met camee, de parelketting die hij voor haar 25e verjaardag had gekocht. Hij pakt de doos en gaat op de rand van hun bed zitten. Het bed waar hij vanaf vandaag, voor het eerst van zijn leven, alleen in zou liggen.

Plotseling wordt het hem te veel. De tranen biggelen over zijn wangen. Verdriet, woede, angst, de emoties vechten zich een weg naar buiten. Hij huilt en schreeuwt tegen de muren van hun slaapkamer. Hij begrijpt dat ze niet meer thuis kan wonen, maar accepteren kan hij het niet. Vorige maand hadden de wijkverpleegster en zijn huisarts de woorden uitgesproken die hij al zo lang vreesde te horen. “Meneer Jansen, uw vrouw is dement en zij is een gevaar voor zichzelf en haar omgeving. Dit kunt u niet meer alleen. We laten haar opnemen op de gesloten afdeling in een verpleeghuis.” De woorden galmden nog na in zijn oren. Zijn Netty, met wie hij al 60 jaar getrouwd was, opgenomen in een verpleeghuis. Maar hij mag niet mee. Hij is nog “te goed”. Hij blijft alleen achter. Zonder haar.


©Anja den Tieter, 15-11-2012

Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand november is: scheiden. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.

Uw bloed, onze zorg


Bloed! Ik ruik schoon, onbedorven bloed, niet verziekt door vetten, drugs of andere rommel.
Dat is lang geleden. Wat ik de laatste decennia voorgeschoteld kreeg als ik mijn tanden in een nek zette…

Ik ben al ruim 300 jaar vampier, een expert als het op bloed aankomt, ervaringsdeskundige zeg maar.
Vroeger, toen de mens nog dicht bij de natuur stond, dronken wij heerlijk, gezond, puur bloed. Met het toenemen van de welvaart ging de mensheid over op junkfood en magnetronmaaltijden, vol verzadigde vetten, zout en kleurstoffen. Sigaretten, alcohol en softdrugs werden een maatschappelijk geaccepteerde bezigheid.
Heeft u weleens bloed geproefd met een te hoog cholesterolgehalte? Het smaakt als gestolde jus. Een hoog alcoholpromillage in het bloed? Wij vampieren zijn geheelonthouders. Bloed van een kettingroker? Hier zit nauwelijks zuurstof in, vergelijk het met een glas cola waar de prik vanaf is. Niet te pruimen hé? De geur van alcohol en rook houdt ons trouwens beter op afstand dan tien strengen knoflook, het is maar dat u het weet.

Kortom, de afgelopen decennia waren geen culinair feest voor ons. We vermagerden sterk, werden ziek door vergiftigd mensenbloed. De vampierenpopulatie begon uit te sterven.
De criminaliteit onder vampiers steeg schrikbarend. Ik zie u uw wenkbrauwen optrekken. Criminaliteit onder vampiers? Jazeker! Ook wij hebben onze wetten. Het bloed van kinderen en dieren is verboden. Maar de laatste jaren is het veelvuldig voorgekomen dat een vampier,  die met rammelende maag in zijn kist lag, de verleiding van een mals lammetje niet kon weerstaan. Ook het aantal overvallen op bloedbanken is sterk toegenomen. Fastfood voor vampieren, een soort McDonalds.

Dus lieve mensen, wij juichen uw gezondere levenswijze toe. Behandel uw lichaam als een tempel. Eet gezond, rook en drink met mate en sport wat meer.
Dan breken voor ons vampieren de zeven vette jaren weer aan!

©Anja den Tieter, 20-10-2012

Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand oktober is: verzorgen. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.

Uitgerookt


Ik sta ademloos in de gangkast terwijl ik de voetstappen dichterbij hoor komen. Mijn hart bonkt in mijn keel, het zweet parelt op mijn voorhoofd. De voetstappen stoppen… Shit! Dadelijk moet er iemand in de kast zijn en dan… Op dat moment komen de voetstappen weer in beweging. Ik slaak een zucht van verlichting en mijn hartslag loopt enigszins terug naar een minder gevaarlijk hoog ritme.
Ik durf het licht niet aan te doen omdat het schijnsel in de gang zichtbaar zal zijn. Dus zak ik door mijn knieën en op de tast zoek ik mijn aansteker. Ik voel van alles in het donker en denk er verder maar niet bij na wat ik allemaal vast pak. Eindelijk voel ik het gladde plastic van de aansteker. Gelukkig! Ik kom weer overeind en moet een beetje om mezelf lachen. Op dat moment hoor ik weer voetstappen, en ditmaal stoppen ze, recht voor de deur van de gangkast. Er zal toch niemand… Oh, alstublieft, laat het niet gebeuren! Ik hoor niets meer. Is de persoon al doorgelopen zonder dat ik het gemerkt heb of staat er nu iemand voor de deur? Oh, wat een gedoe is dit. Maar ik moet het weten. Langzaam zak ik weer door mijn knieën en ik gluur door het sleutelgat. Het enige dat ik zie is een groot bruin oppervlak van ribfluweel met daarboven een rand donkergroen. Ik identificeer het bruine oppervlak als het zitvlak van meester De Groot. Oh nee, laat hem doorlopen, laat hem in godsnaam doorlopen. Gelukkig wordt mijn schietgebedje verhoord, meester De Groot begint te neuriën en loopt langzaam door. Ik haal weer adem en probeer mezelf tot rust te manen. Ik heb het echter helemaal gehad. Ik stop de aansteker en de sigaret die ik stiekem wilde roken terug in mijn tas, doe voorzichtig de deur open en glip de gangkast uit. Dat roken moet maar even wachten.



I'm your hell, I'm your dream, I'm nothing in between - ik ben Anja

Eigenlijk durf ik dit niet, maar hier een inkijkje in mijn persoontje. Een kleine biografie. Een momentopname, want niets is zo veranderlijk als een mens. En lees het zoals ik het geschreven heb: met een vette knipoog!


Hoe was jij als kind?
Een vrolijke spring in’t veld met pijpenkrullen en altijd een lach op mijn gezicht. Mooie herinneringen aan de vakanties. In de auto, met tent en de halve huisraad (ja inclusief de zak aardappelen!), naar Oostenrijk of Zwitserland. Lange dagtochten in de bergen, zwemmen in ijskoude meertjes, ravotten in snelstromende beekjes, als ik er aan terugdenk word ik weer blij.
Wat me verder zo te binnen schiet: bezoekjes aan mijn oma waar ik midden in de zomer het hele huis vol kerstversiering mocht hangen; kikkers vangen in de weilanden; slootje springen en drijfnat thuiskomen met kroos in mijn haar; op het dak van de school klimmen en er niet meer vanaf kunnen zodat de brandweer moet komen… Ik kan zo nog uren doorgaan.

Verder had ik toen al een enorme fantasie. Mijn poppen en beren kregen alle verhalen te horen die ik maar kon verzinnen. Ik ging ook rustig bij de groenteboer op het trapje zitten en daar in een volle zaak een heel verhaal vertellen, ik verzon het ter plekke. Opstellen schrijven op school vond ik geweldig, het lukte me alleen niet al mijn fantasie op slechts 1 A4 neer te schrijven.

Op mijn 11e overleed mijn vader aan kanker, na een ziekbed van slechts drie maanden. De in mijn meisjesogen stoere vader eindigde als een zieke man van 37 jaar jong en slechts 50kg. Ik zal dat beeld nooit meer van mijn netvlies krijgen.
Door deze gebeurtenis is mijn leven ingrijpend veranderd en was mijn jeugd over, ook al besefte ik dat pas jaren later. Mijn moeder is sindsdien ontelbare keren overspannen en depressief geweest, heeft meerdere zelfmoordpogingen gedaan en ontpopte zich tot een egoïstische, narcistische en vooral manipulatieve persoonlijkheid die steun, troost en zorg van haar jonge dochter verlangde. Tot op de dag van vandaag is zij het slachtoffer omdat ze zo jong weduwe werd; ze heeft er nooit bij stilgestaan hoe het was voor haar 3-jarige zoon en 11-jarige dochter om hun vader te verliezen.
Als volwassen vrouw heb ik deze ervaringen een plek kunnen geven. Achteraf gezien ben ik er goed vanaf gekomen. Met wat ik op zo’n jonge leeftijd voor mijn kiezen heb gehad, had ik ook zomaar een vaste klant bij de GGZ kunnen zijn. Of de eerste Nederlandse vrouwelijke seriemoordenaar omdat ik vroeger niet begrepen werd hahaha. Maar volgens mij ben ik redelijk normaal en ongevaarlijk.

Uiteraard liggen in de ervaringen uit mijn jeugd de wortels van mijn (galgen)humor, positiviteit, zelfstandigheid en relativeringsvermogen. En ook de drang om dingen die ik wil doen vooral niet uit te stellen tot morgen (ik griezel van de opmerking “als ik met pensioen ben dan ga ik….”). En een altijd optimistische levenshouding: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd, niet zeiken over zaken waar je toch niets aan kunt veranderen, en zet de bloemetjes buiten want voor je het weet zit je zelf in een vaas.

Wat is jouw passie?
Dat zijn er meer dan één. Motorrijden: op dit moment heb ik zelf geen motor maar ik reed een Suzuki GSX-R750, voor de niet-kenner, dat is een supersport, zo’n ‘buikschuiver’. Ik kick op snelheid, heerlijk plat door de bochten of het gas open op de Duitse autobahn of het circuit. Het heeft me ook wel wat geld aan bekeuringen gekost want oom agent is er meestal wel als ik hem net niet nodig heb. Ook altijd leuk was in leren motorpak op mijn werk arriveren en dan vijf minuten later in rok, blouse en hoge hakken weer uit het toilet opduiken; er zijn mensen die nu nog denken dat ik een tweelingzus heb!
Hardlopen: van een rustige 5km tot de marathon. Ik heb de marathons van Rotterdam, New York en Berlijn gelopen, geen wereldrecords helaas (ik ben een opgevoerde slak), maar wel vol trots dat ik ze heb uitgelopen.

Wat/wie lees je graag
Voornamelijk psychologische en literaire thrillers. Ben een grote fan van Mo Hayder en Karen Slaughter. Daarnaast ben ik ook gek op reisverslagen en boeken over beklimmingen van de Mount Everest, K2 en expedities.

Wat is je favoriete voedsel?
Sushi! En kaasfondue. Maar liever niet tegelijkertijd.

Wat zijn je hobbies?
Sporten (hardlopen, spinning). Lezen en uiteraard schrijven. Kijk ook heel graag naar films, zolang ze maar spannend en/of griezelig zijn.

Heb je vreemde gewoonten?
Ehh… ik zeg zelf altijd dat ik prettig gestoord ben en daarom zoveel lol in mijn leven heb. Dus ik zal ongetwijfeld vreemde gewoontes hebben. Is het vreemd als je keihard in de auto met de radio meezingt, ook zomers als je vergeet dat je raampje open staat? Of als je om de een of andere reden altijd struikelt, ook als er niets is om over te struikelen (ik struikel nog over de middenstip op een leeg voetbalveld). Of als je altijd iets grappigs ziet gebeuren op straat en dan de slappe lach krijgt, ook als je alleen bent, zodat andere mensen denken dat je gek bent?

Heb je huisdieren?
Ja, ik woon samen met Harley, een rode kater van het merk Maine Coon. Een eigenzinnig tiepje dat thuis eigenlijk de dienst uitmaakt.

Wat speelt er nu een grote rol in je leven?
Keihard werken om een nieuw tweedehands autootje bij elkaar te sparen voordat mijn huidige het echt begeeft.

Hoe zit het op liefdesgebied?
Na twee huwelijken en nog eens twee lange relaties nu single. Kijk met plezier op mijn relaties terug, geen bitterheid of vijandigheid. Ik geloof alleen niet meer in “voor altijd”. Wil zeker niet de rest van mijn leven single blijven, maar zit ook niet te wachten op een zappende zeur op de bank. Een aantal bekende vrouwen geeft denk ik het goede voorbeeld: een lat-relatie, bij voorkeur met een brok temperament van minimaal 10 jaar jonger, en dan de uitvoering van bijgaand fotootje… ohlala ;-)

Wat gaat jou aan het hart?
Een hele goede vriend van me die het om diverse redenen heel moeilijk heeft.

Waar heb je een hekel aan?
Oneerlijkheid en achterbaksheid. Onrechtvaardigheid. Discriminatie. Negativiteit. Bumperklevers. Spinnen. Mensen die kauwgom eten met hun mond open.  


© Anja den Tieter, 21-9-2012

Ook gepubliceerd op www.boekvoorhaar.nl, als bijdrage aan 'wie ben ik'/


Dag 187 – woensdag 19 september

Iedere week publiceren wij een hoofdstuk uit het dagboek dat onlangs is gevonden op een onbewoond eiland in de Pacific. Vandaag dag 187…


Vanmorgen wakker geworden toen de warmte van de zon mijn hut in een oven veranderde. Bijna de hele nacht wakker gelegen door het gekrijs van de apen. Het klonk niet zo vijandig als twee nachten geleden, toen er een flinke strijd werd geleverd om de plek voor het alfa-mannetje. Nee, vannacht klonk het vriendelijker, alsof ze plezier hadden. Maar ik lag er van wakker. Ik merk dat nachtrust een van de belangrijkste voorwaarden is om te overleven. Naast eten en drinken natuurlijk. Mijn verzwakte lichaam heeft slaap nodig. Overdag is het te heet om te slapen. ’s Nachts houden de apen me wakker. En die andere geluiden. Soms kan ik het even niet meer hebben. Maar goed, het is tijd voor mijn wasritueel.

Ik sta op van mijn bed. Had ik al verteld dat ik gisteren mijn bed ‘verschoond’ heb? Hahaha, echt waar! Heb de palmbladeren weggehaald en vervangen door verse bladeren. Als ik mijn ogen dicht doe kan ik bijna de pasgewassen lakens van thuis ruiken, de frisheid van Lenor… Ik loop naar de waterkant en zeep mijzelf in met zand. Mijn huid is inmiddels gewend aan deze dagelijkse scrubbeurt. Vervolgens loop ik het water in en laat me achterover vallen. Ik dobber even doelloos op mijn rug, draai me dan om en begin aan mijn lichaamsbeweging. Tien keer heen en weer tussen mijn hut en de scheefstaande palmboom verderop, borstcrawl heen, rugcrawl terug. Alle gedachten dring ik even weg, mijn geest is leeg. Ik zwem.

Na mijn ontbijt, bestaande uit de laatste restjes kokos en twee slokken ananassap, pak ik mijn zakmes en rugzak. Er moet een nieuwe voorraad proviand komen, ik ben zo’n beetje door alle vruchten en noten heen. De dode aap die ik eergisteren heb gevonden, heb ik gevild en schoongemaakt. Het vlees hangt in de zon te drogen. Ik denk dat dit nog een dag of twee moet blijven hangen omdat ik nog steeds zo hier en daar wat maden zie kruipen. Ooit heb ik eens gelezen dat het laten drogen in de zon het verrottingsproces versneld. Daarna kan ik het veilig eten. Hoop ik. Diarree door het eten van bedorven vlees is meer dan alleen lastig, het zou weleens mijn dood kunnen zijn.

Ik ga op pad en loop achter mijn hut het oerwoud in. Naast mijn zakmes neem ik voor alle zekerheid ook de bijl mee. Als verdediging. Niet voor de apen, nee, zij hebben me inmiddels als één van hun geaccepteerd en zien mij als volkomen ongevaarlijk.
Het zijn die andere geluiden die ik ’s nachts soms hoor. De kreten van pijn, het ijselijke gegil waaruit pure angst spreekt, de daarop volgende stilte die nog veel beangstigender is. In het begin was ik dolblij de kreten te horen. Ik was er van overtuigd dat ik toch niet de enige was die de crash met de Boeing in zee had overleefd, dat er ergens op het eiland nog iemand was aangespoeld. Zwaargewond misschien, vandaar de kreten. Ik heb dagenlang over het eiland rondgelopen, roepend, zoekend naar een spoor van menselijk leven. Tot nu heb ik het niet gevonden. Tenminste, geen menselijk leven. Maar er is wel degelijk iets op dit eiland, iets wat leeft maar niet tastbaar is. Het is ronduit kwaadaardig en het maakt me doodsbang.

Maar ik zal toch moeten eten. Dus ik moet het oerwoud in. Er is een gedeelte op dit vermaledijde eiland waar de kokosnoten en ananassen bijna vanzelf uit de bomen vallen, waar de lekkerste noten en eetbare planten groeien. Waar ik in een halve dag genoeg proviand vind om weer een dag of drie te overleven. En er is die bron, met zoet water. Onbegrijpelijk. Een eiland midden in de Pacific, en dan komt er zoet water uit de rotsen. Het is een stukje paradijs op aarde. Maar zeker niet onbewoond. Dit gedeelte is het territorium van iets.

Beste vinder van dit dagboek, als u dit leest betekent dit dat ik te dicht in de buurt ben gekomen van dat andere dat hier op het eiland aanwezig is. En het betekent ook dat ik die ontmoeting niet heb overleefd. Ik kan u de details van mijn, vermoedelijk wrede, dood niet vertellen. En dat is denk ik maar goed ook. U zult de horror van wat mij overkomen is niet willen en kunnen begrijpen, laat staan geloven.
Maar tot die tijd zal ik dagelijks in dit dagboek blijven schrijven. Ik zal vertellen over wat ik zie, eet, ruik maar vooral voel. En ik zal blijven vertellen over mijn hoop. De hoop dat iemand uiteindelijk het wrak van de Boeing gaat zoeken. En mij vindt. Op tijd.

© Anja den Tieter, 19-09-2012
**********

Dit verhaal is een inzending op de schrijfwedstrijd van Schrijfatelier Alicia, gepubliceerd via www.boekvoorhaar.nl.


 

Gebroken gelofte

Het luiden van de klokken betekent dat het vier uur in de ochtend is, tijd voor het ochtendgebed. Ze heeft nauwelijks geslapen, zoals zoveel nachten.
Ze stapt uit bed en wast haar gezicht met het koude water uit de waskom. Daarna trekt ze haar habijt aan en duwt haar haar onder de kap.

De zusters lopen in stilte naar de abdij voor het ochtendgebed. Kon ze maar met iemand haar probleem bespreken. Ze is toch niet de enige die worstelt met vragen over liefde, seksualiteit of vrijheid?
Maar praten mag alleen tijdens het eten en dan zijn ze met de hele groep bij elkaar. Je afzonderen met een andere zuster of novice is niet toegestaan. Privacy is een onbekend begrip in het klooster.
Haar ouders vinden dat non worden haar roeping is, een vruchtbaar leven in dienst van haar geloof. Ook zij heeft dat heel lang gedacht, hoogstwaarschijnlijk mede ingegeven door de druk van haar ouders en grootouders.

Vandaag moet ze een definitieve beslissing nemen. Over twee dagen legt zij haar eeuwige geloften af. Dan is er geen weg meer terug. De innerlijke strijd verscheurt haar, deze beslissing is de moeilijkste die ze in haar nog jonge leven heeft moeten nemen. Als ze blijft zal de rest van haar leven een volledige toewijding zijn aan de dienst van God. Als ze vertrekt wordt ze verstoten door haar familie, de kerk, alles wat haar lief is maar tegelijkertijd zo is gaan tegen staan.

Na het gebed loopt ze met gebogen hoofd maar vastberaden door de gang, haar voetstappen klinken vreemd hol op de stenen vloer. De klop op de deur van de abdis is harder dan bedoeld, het “ja, kom binnen” klinkt haar hardvochtig in de oren. Alsof de abdis haar besluit al weet en haar buiten de poort heeft gezet.




© Anja, 31 augustus 2012


Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand september is: uittreding. Meer lezen of meedoen? Kijk op http://platoonline.wordpress.com.

Over vriendschap en zo…

Heel af en toe schiet het geweldige nummer van Het Goede Doel even in mijn gedachten. Vooral het refrein: “een keer trek je de conclusie, vriendschap is een illusie, vriendschap is een droom, een pakketje schroot met een dun laagje chroom”. 
De teleurstelling druipt van deze woorden af. Maar is vriendschap een illusie? Naar mijn mening is het antwoord hierop ja en nee. Ik weet het, lekker makkelijk, daar kun je alle kanten mee op.

Vriendschap bestaat, echt waar. Mensen van wie je weet dat ze er zijn, je staat voor elkaar klaar als het nodig is, je kunt alles tegen elkaar zeggen en over van alles met elkaar praten. Je hoeft elkaar niet iedere dag te zien of horen, zelfs niet iedere week of iedere maand. Maar als je elkaar dan weer ziet, dan lijkt het net of je elkaar gisteren voor het laatst hebt gesproken. Elkaar nemen zoals je bent, met alle goede en slechte eigenschappen.
Maar vriendschap moet wel groeien. Het is net als in de liefde. Je komt iemand tegen, wordt verliefd en dobbert een tijdje lekker rond op die roze wolk. Tot die roze mist optrekt en je de ware persoon ziet. Dan blijft er ofwel liefde over, ofwel niets. 
Bij vriendschap gaat het net zo. Je komt iemand tegen, er is een klik, en dan bouw je rustig aan een vriendschap. Je leert elkaar kennen, hebt lol, praat met elkaar. En het allerbelangrijkste: je leert elkaar vertrouwen. Soms ontwikkelt zich dan een vriendschap voor het leven. Soms ook niet.
Het komt uiteraard voor dat de persoon van wie je dacht dat het je vriend/vriendin zou kunnen worden, helemaal niet zo sympathiek blijkt te zijn. Dan koelt de vriendschap af en heb je daar allebei vrede mee. 
Of je komt mensen tegen met wie je het heel even heel erg leuk hebt, maar waar verder geen diepgang in zit. Like ships passing in the night. Die kom je tegen zodat je er iets van kunt leren, of zij leren iets van jou. Deze wijsheid heb ik ooit van een oude man in Schotland meegekregen. Ik vind het wel een mooie gedachte eigenlijk.
Sommige vriendschappen verwateren doordat je verhuisd bent of een heel ander leven bent gaan leiden. Ook na een (echt)scheiding worden de vriendschappen nogal eens “verdeeld”.
Allemaal heel verklaarbaar en aanvaardbaar. Het wordt lastiger als je geen clou hebt waarom een vriendschap ineens over blijkt te zijn. Als je ineens niets meer van een vriend(in) hoort of je via via hoort dat je bent ingeruild voor een andere vriend(in).

Dat  is mij in de afgelopen jaren twee keer overkomen. Een keer met een vriendin met wie ik al jaren omging, die van de ene op de andere dag incommunicado werd. Uiteraard gevraagd wat de reden was, en kreeg het “nee hoor, er is niets aan de hand!” verhaal. En hoor vervolgens weer niets meer. Natuurlijk heeft ze het druk, wie niet. Natuurlijk moet je prioriteiten stellen, wie niet. Maar verdrietig vind ik het nog steeds. Begrijpen doe ik het al helemaal niet.
De tweede keer was het een veel recentere vriendschap, die in zeer korte tijd van 0 naar 100 ging. Heel snel heel close, bijna te close. En dan wordt er iets gezegd, er gebeurd iets, iets kleins hoor, helemaal geen vreselijke of wereldschokkende dingen, en dan is een warme vriendschap ineens veranderd in een vriescel. En als je dan nog begreep hoe, wat of waarom. Of als dat “iets” nou gewoon bespreekbaar wordt gemaakt, face-to-face. Dan kun je er in ieder geval wat mee. In dit geval is bespreekbaar maken niet echt makkelijk. Heel snel van 100 naar 0. Inmiddels is ze met dezelfde snelheid een andere vriendin aan het binnenhalen. Dit is via de welbekende social media exact te volgen, er gebeurd hetzelfde als met mij vorig jaar. Ingeruild dus, zoals je een paar oude schoenen afdankt. En dat raakt me, hard. Een collega van me heeft hier een prachtige visie op: hij zegt dat sommige mensen "vrienden" zien als poppen die ze in een vitrinekast hebben staan. Soms spelen ze een tijdje met zo'n pop, totdat het leuke eraf is en dan gooien ze die weg. Ook hij spreekt uit ervaring.

Het hoort bij het leven, je ontmoet mensen en je laat mensen achter. Ik heb in dit opzicht een gezonde dosis realiteitszin en relativeringsvermogen. Maar soms ook een klein hartje. Ik vertrouw mensen niet snel. Als ik iemand wel in vertrouwen neem betekent dat heel wat en geef ik ook echt om iemand. Als je dan door dit soort mensen zo op je bek gaat, komt dat even hard aan.

Dus ja, vriendschap is soms een illusie, schroot met een heel dun laagje chroom. Gelukkig staan hiertegenover de echte vrienden, die er al jaren zijn en ook zullen blijven. Ze zijn op één hand te tellen. Dan is vriendschap werkelijkheid, een klompje goud. Die goudklompjes koester ik, voor altijd.

Even voor alle duidelijkheid: ik heb het hier over vrienden in real life, niet over Facebook-vrienden ;-) 
En ja, ik ben best teleurgesteld, maar ben niet zielig of depri. Het is soms gewoon heel erg lekker iets van je af te schrijven!


© Anja, 22-8-2012

Knuffeldieren en jeugdsentiment


Knuffeldieren, beren, knuffels in soorten en maten. Ik denk dat we er als kind allemaal wel een gehad hebben. Misschien heeft u hem nog wel bewaard. Maar ik weet zeker dat u zich hem/haar/het wel kunt herinneren. 
Mijn knuffel was een beige pluche hondje, een Cocker spaniël, luisterend naar de naam Cocky. Geloof het of niet, ik heb hem nog steeds. Niet dat ik er nog mee knuffel, daarvoor zoek ik nu een leuk medemens uit. Maar Cocky heeft nog altijd een plekje in mijn huis. Hij is inmiddels ruim 45 jaar oud en de tand des tijds is vrij mild voor hem geweest.

Als Cocky kon praten zou hij hele verhalen kunnen vertellen over wat hij met mij heeft meegemaakt en wat hij allemaal gezien heeft. Het is een bereisd hondje. Ik ging als klein meisje namelijk nergens naar toe zonder hem. Of dat nou buiten spelen was met vriendinnetjes, op visite bij opa en oma, of op vakantie, hij moest mee. En o wee als Cocky vergeten werd of niet mee mocht.

Uit mijn vage vroege herinneringen en uit verhalen van mijn moeder weet ik dat het grootste drama zich heeft afgespeeld toen we op vakantie gingen. Mijn ouders en ik gingen altijd met de auto op vakantie, twee weken kamperen in Oostenrijk of Zwitserland. De hele auto werd volgeladen met tent, tafel en stoelen, etenswaren, potten, pannen en genoeg kleding voor een half jaar. Ik, toen nog zonder broertje, had de hele achterbank voor mijzelf. Mijn vader stopte de tent tussen de achterbank en de voorstoelen, legde een slaapzak op de achterbank en Anja’s bedje was gespreid. We vertrokken rond een uur of elf ’s avonds. Ik vond dat het eerste uur altijd reuze spannend, om vervolgens in slaap te vallen en pas de volgende ochtend wakker te worden en dan met open mond naar buiten te kijken naar de mooie bergen. 
Maar deze keer ging er iets mis. We waren nog geen kwartier onderweg toen ik ontdekte dat Cocky er niet was! Ik schopte een hoop trammelant op de achterbank, zonder Cocky ging ik echt niet op vakantie. Huilen, boos, verdriet. Moeder in paniek. Vader zag de bui al hangen en is terug naar huis gereden. Cocky zat netjes te wachten op het haltafeltje waar ik hem had neergezet. Een uur later dan gepland toch op weg naar de bergen. Ik sliep al toen we twee straten verder waren, met mijn knuffel in mijn armen.

Cocky is ook op de hoogte van alle kindergeheimpjes. Omdat ik vrij lang enig kind was zocht ik buiten mijn vriendinnetjes toch iemand of iets om tegen te kletsen. Dat hondje heeft wat afgezien. Wat een verhalen kreeg hij voorgeschoteld (volgens mijn moeder was mijn fantasie als kind ook al grenzeloos). Hij was ook gewillig slachtoffer voor mijn “schoolklas”, samen met de poppen en barbies kreeg hij les. Vraag me niet waarin, ik was een jaar of vijf dus wist ook nog niet zo veel. Als ik boos was moest hij het stevig ontgelden. Dat heeft hem meer dan eens een oor en zijn oogjes gekost. Hij kwam er trouwens genadig van af, bij mijn barbiepop rukte ik gewoon een arm, been of hoofd af. Als knuffels en poppen een ziel zouden hebben, zouden ze ongetwijfeld een keer wraak nemen. 

Maar nu heeft Cocky dus een mooi en rustig plekje. Zijn oor en ogen zijn al lang geleden in ere hersteld. Af en toe wordt het stof van hem afgeklopt. Of hij krijgt gezelschap van de kat die hem heel lief vindt. Maar meestal staat hij gewoon te staan. En soms brengt hij leuke jeugdherinneringen naar boven en sta ik even mijmerend bij hem stil. Zoals nu. Dank je wel Cocky.



© Anja, 8-8-2012

Geloof, hoop en liefde


Ze ging de kerk binnen en liep langzaam door het middenpad naar voren. Haar voetstappen echoden tegen de muren, klonken veel te luid in de verder lege kerk. Uit haar handtasje diepte ze een muntstuk op dat ze in het daarvoor bestemde blikje stopte. Vervolgens stak ze een kaarsje aan en ging op de voorste bank recht tegenover het altaar zitten. Haar door artritis misvormde vingers bewogen over de kralen van de rozenkrans. Haar gerimpelde lippen bewogen nauwelijks terwijl ze zachtjes het Onze Vader en de Weesgegroetjes voor zich uit prevelde.

Ze dacht aan haar man die vorige week was overleden. Het was een mooie dienst geweest, hier in deze kerk. Precies zoals Harry het gewild had. Ruim vijftig jaar waren ze samen geweest, het grootste deel van haar leven. En nu was hij weg. Voor altijd.
Sinds de begrafenis voelde ze zich verloren, eenzaam. Ze miste hem. Daarom kwam ze iedere dag naar de kerk, om in de serene stilte terug te denken aan alle herinneringen die ze samen hadden gemaakt.

Ze keek op naar het altaar, naar de beeltenis van Christus aan het kruis. Ze zag hoe het zonlicht door de glas-in-lood ramen scheen waardoor zich een prachtig kleurenpalet op de marmeren tegels aftekende. Ze snoof de geur van wierook op, vermengd met de geur van gedoofde kaarsen. Ze hoopte dat ze in dit huis van God de steun en kracht zou vinden om de laatste jaren van haar leven zonder Harry door te gaan. Maar ze voelde zich leeg, binnenin haar bleef het stil, er kwam geen enkel teken.

Zuchtend stond ze op, maakte een kruisteken en liep langzaam, met gebogen hoofd, de kerk uit. Er biggelde een traan over haar wang. Ze had niet alleen haar Harry maar ook haar geloof verloren.



Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand augustus is: verlaten. Meer lezen of meedoen? Kijk op http://platoonline.wordpress.com.



© Anja, 5-8-2012


Even kopje onder


Opeens sluipt het gevoel binnen
trippelend
op kousenvoeten
onaangekondigd, onzichtbaar
en bespringt me.

Onvoorbereid
laat ik het binnen
het verlamt
mijn hart
verduistert
mijn geest
een totale eclips

Ik vecht mijn
hopeloze
strijd, verzet
met hand en tand
geef mij niet gewonnen
maar win het
dit keer niet.

Ik laat het komen, een
vloedgolf, snel, hard,
meeslepend
wetend dat het mij
nietsontziend
omverwerpt en verslindt
mij achterlaat in een
draaikolk van
angst en verdriet.

Ik spoel aan
als wrakhout
op het strand
mijn innerlijke kracht
gebutst en geschaafd
maar een optimist
verdrinkt niet in
in een tranendal
ik schenk de glazen
halfvol
en toast
op de nieuwe dag.

© Anja, 29-7-2012

Filelol en fileleed



Voor diegenen onder u die net als ik dagelijks met de auto naar hun werk reizen, zal deze column heel herkenbaar zijn. Voor diegenen onder u die met de trein reizen (u zit nu waarschijnlijk op een overvol perron dit stukje op uw ipad te lezen, wachtend op een trein die er een half uur geleden al had moeten zijn) of de gelukkigen die op de fiets naar hun werk gaan (u zit nu als een verzopen kat, hijgend tegen de wind in te vloeken dat u eindelijk eens een regenpak moet kopen, Hollandse zomers zijn nat): lees en leef mee met de perikelen van een autoforens.

Zelf reis ik dagelijks 36km naar mijn werk, met mijn bijna 11 jaar oude autootje. En uiteraard diezelfde 36km aan het eind van de werkdag weer terug naar huis. De ochtendrit verloopt over het algemeen soepel en snel. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik om half zeven ’s ochtends vertrek en al op de weg zit als een groot deel van Noord-Brabant nog op één oor ligt of boven een eerste kop koffie hangt.
De enige keren dat ik iets zou kunnen vermelden over de ochtendrit is als het in de winter sneeuwt, vooral als dat onverwachts gebeurt. In ieder geval onverwacht voor de heren van Rijkswaterstaat. Die zien de bui niet altijd hangen en zijn daardoor weleens te laat met strooien. Maar die taferelen zijn een column op zich waard.

De middagrit naar huis levert dagelijks leuke en minder leuke taferelen op. Ik kan redelijk doorrijden tot aan het eerste knooppunt, waar van drie verschillende kanten 2-baans wegen bij elkaar komen. Dat zijn zes rijstroken die moeten samenvoegen naar twee rijstroken. U ziet het al voor zich? Ik ook, en met mij honderden anderen. We genieten er dagelijks van, stilstaand of langzaam rijdend. Eerste ergernisje: deze file wordt nooit genoemd bij de verkeersinformatie op de radio. Deze file bestaat dus niet. Ik sta in een spookfile.

Ik vermaak me meestal met in de rondte kijken naar de mensen die voor, naast en achter me stil staan. Ik zal er een paar beschrijven, ik weet zeker dat u ze herkent. Ik spreek voor het gemak over “hij”, maar alle types zijn net zo vaak “zij-en”.
De ongeduldige: staat voor u met zijn auto links half in de berm zodat hij langs de file kan kijken hoe lang die file nog is; staat achter u vastgekleefd aan uw bumper of trekhaak, u ongeduldig opruiend alsof u wel over de wachtenden voor u heen kan.
Een ander type is de fileflirter. Kan heel erg leuk zijn als het een aantrekkelijke heer is die op een grappige manier al flirtend de tijd verdrijft. Ik flirt in dat soort gevallen lustig terug en af en toe hoop ik dat de file nog uren duurt. Uiteraard zijn er de minder leuke fileflirters, meestal de niet zo aantrekkelijke mannen die het van een dure auto (lees leasebak) moeten hebben. Die kijken naar je met een vunzige blik in hun oogjes en je wilt al helemaal niet weten wat ze denken. Ik blijf in die gevallen stoïcijns voor me uit kijken en laat de man in kwestie zijn capriolen uithalen voor een ander publiek. De mensen achter mij vinden dit vaak heel hilarisch.
Tot slot nog de neuspeuteraar: deze zit op zijn gemak zijn hypofysen te kietelen en schraapt alles wat hij in zijn neus tegenkomt naar buiten. Dan wordt de vinger met daarop de buit goed bestudeerd. Er volgt een knip met de vingers waarop de buit naar buiten vliegt, of op de autostoel terecht komt. De tweede mogelijkheid is dat de vinger verdwijnt in de mond en de buit wordt verorberd. Als ze naar mij kijken maak ik het gebaar van “lekker hé?”.

Ondertussen is de stilstaande file veranderd in langzaam rijdend verkeer. Ik ben altijd nieuwsgierig naar de oorzaak van een file. Al rijdend lijkt er de eerste kilometers geen enkele oorzaak te zijn. Totdat er voor me ineens weer heel hard geremd wordt. Om niets. Of… ja toch wel. Er is een aanrijding op de andere weghelft en daar willen sommige mensen uitgebreid van genieten. “Kijkers naar een ongeval op de andere rijbaan”, rubbernekken worden ze tegenwoordig genoemd. Nog afgezien van het feit dat deze rubbernekken de reden zijn van de spookfile waarin ik mij bevind, zijn ze vaak oorzaak van een aanrijding op de weghelft waarop ze zich zelf bevinden. Voor mij zijn deze mensen ergernis nummer 1 op de weg. Ik zou weleens aan zo’n automobilist willen vragen waarom hij zo gefascineerd is door die aanrijding dat hij er voor bovenop zijn rem trapt. Is dat een morbide soort (leed)vermaak? Of een fascinatie voor andermans ellende? Een gemene vorm van blijheid dat het jouw auto niet is die daar op zijn kop ligt?

Als u zichzelf herkent in deze rubbernek, laat mij dan eens weten waarom u doet wat u doet? Het is eerlijke belangstelling van mijn kant. Uiteraard zal ik u ook eerlijk en ongezouten vertellen wat ik er van vind.

Voor iedereen op de weg, in de auto, trein of op de fiets: be careful out there!

© Anja, juli 2012.


Geschreven als opdracht voor de schrijfcursus van Schrijfatelier Alicia. Alicia bedankt voor de feedback en de verbeteringen!






Terug naar mij


Gedicht ingestuurd naar aanleiding van een gedichtenuitdaging van Schrijfatelier Alicia, met als thema "Alleen in mijn gedichten kan ik wonen". 

Hoe ver je ook reist, hoe ver je ook vlucht, uiteindelijk kom je altijd terug bij jezelf...




Lopend over platgetrapte paden
leidend naar mijn hunkerend hart, 
op zoek naar ongerepte vlaktes
verborgen in de valleien
van mijn geest.

Dwalend door de gebergten van
herinneringen
aan vervlogen tijden en 
zoekgeraakt geluk
voor altijd verloren 
nog immer niet gevonden.

Met mijn dolende ziel 
door het landschap 
van mijn gedachten
puttend uit de bron van  
oneindige fantasie
brengt de reis mij altijd terug
naar mij, 
want alleen in mijn
gedichten kan ik wonen.

© Anja, 17-7-2012

Zomaar een doordeweekse dag

Na een heerlijk lui weekend en een maandag hard werken bij mijn Leuke Baan, is het vandaag weer dinsdag. Waar het voor velen de maandag is die een slechte naam heeft, is dat voor mij de dinsdag. Het begin van een werkweek bij De Baan, die waar het geld vandaan moet komen. Noodzakelijk dus.

Omdat ik heerlijk uitgeslapen en uitgerust ben, sta ik bij het afgaan van de wekker bijna direct naast mijn bed. Zelfs de kat schrikt ervan! Normaal gesproken komt er na drie keer op de snoozeknop gedrukt te hebben een been over de bedrand, na de vierde keer snooze wellicht de rest van dit mens. Maar vanmorgen gaat het dus helemaal vanzelf. Na het douchen, aankleden en toonbaar maken op naar de keuken. Ontbijt maken, brood om mee te nemen naar het werk, kat eten en drinken geven. 
O ja, vanavond ook werken, help! Dan moet ik nog snel iets te eten klaarmaken. En daar sta je dan om 06:15 uur in de keuken de kipfilet te bakken, pasta te koken en saus te maken. Brrrrr, ik krijg met moeite een bakje kwark naar binnen op dat tijdstip en de lucht van de pasta wordt me bijna te veel. Ik ga er maar vanuit dat het me vanavond wel smaakt.
Waarom doe je dat dan ook niet de avond ervoor, hoor ik u denken. Helemaal mee eens, was een stuk handiger geweest. Maar gisteravond kwam ik na een dag werken en een uur spinning thuis en ben op de bank geploft. Geen fut (lees: te lui) om nog te koken. Of te strijken. Dat klusje wacht ook nog, maar dat kan nog wel langer wachten. 
Goed, pasta is klaar, staat netjes in een bakje in de koelkast af te koelen. 06:30 uur, tijd om te vertrekken.

Het is half vijf, dacht dat er geen einde aan deze werkdag zou komen. Veel ad hoc dingen die “even” tussendoor moeten waardoor de zaken die ik zo netjes had gepland weer doorschuiven. Leg dat maar eens uit aan je manager die alles zelf zo strak kan plannen…

Onderweg naar huis heerlijk hard de radio aan, meeblèren met Anouk’s Nobody’s Wife. De meneer die in de file naast me staat kijkt me grijnzend aan. Ik controleer snel of de ramen goed dicht zitten, want geloof me, je wilt me niet horen zingen. 
Als de auto’s voor me eindelijk weer in beweging komen, vraag ik me af waarom we eigenlijk stil hebben gestaan. De eerstvolgende kilometers is er namelijk niets te zien waardoor dit oponthoud veroorzaakt zou kunnen zijn. Maar dan, ja hoor, de oorzaak is er een uit mijn ergernis-top 5: rubbernekken. Er is een aanrijding in de tegenovergestelde rijrichting en natuurlijk moeten de meeste automobilisten dat uitgebreid bekijken. Ik vraag me altijd af waarom. Is dat leedvermaak? Of een uiting van opluchting, zo van pff gelukkig ben ik dat niet. Of een morbide vorm van exibitionisme? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ik er kriegel van word. Als alles weer gewoon doorrijdt zakt mijn bloeddruk weer, de daling houdt ongeveer gelijke tred met het zakken van mijn voet op het gaspedaal. Het laatste stuk naar huis gaat wat harder dan de aangegeven 130 km/uur. 

Wonder boven wonder ben ik om iets na 17:00 uur thuis. Ik ren naar boven, gooi mijn tas op de tafel, aai in het voorbijgaan de kat, en ga me omkleden. Nette kleding uit en spijkerbroek met blouse aan. Haar nog redelijk? Check. Mascara niet achter mijn oren? Check. Geen katteharen op mijn zwarte blouse? Check. Schoenen weer aan, autosleutels… ik vergeet iets… O ja, de pasta!! En weg ben ik weer. 
De Leuke Baan is maar vijf autominuten verderop, dus om 17:15 uur stap ik daar keurig op tijd binnen. Hectisch, gezellig, onvoorspelbaar. Dat omschrijft de avond het beste. Moe maar voldaan sluit ik om 22:30 uur de zaak. Vijf minuten later weer thuis en even rustig op de bank met een bak thee. Om 23:00 uur stap ik mijn bed in en nog geen vijf minuten later ben ik in dromenland. 

Druk? Ja! Leuk? Ja! Genoten? Ja!

Welterusten en tot morgen!


© Anja, 11-7-2012

Verzet


‘Het is vies, het smaakt zuur!’. 
Mijn moeder antwoordt dat zuurkool niet zuur is. 
‘Waarom heet het dan zuurkool?’ 
Geïrriteerd snibt mijn moeder ‘dooreten, koude zuurkool is niet lekker.’ 
‘Het is warm ook vies, mag ik nog appelmoes?’ 
Nu bemoeit mijn vader zich er mee. 
‘Gewoon dooreten nu’ bast hij.
‘Maar ik lust dit niet…’. 
‘Genoeg! Ga in de keuken je bord leeg eten.’ 

De 7-jarige versie van mijzelf gaat aan het formica tafeltje in de keuken zitten. Ik hoop dat de zuurkool op miraculeuze wijze verdwijnt.
Na een kwartier komt mijn moeder de keuken binnen.  
‘Is dat bord nou nog niet leeg?’ 

In mij huist een opstandig wezentje dat het ineens genoeg vindt. ‘Bij oma krijg ik nooit zuurkool, alleen lekkere dingen als rode kool!’
‘Dan ga je toch bij oma wonen’ zegt mijn moeder met stemverheffing. 
‘Is goed, daar is het veel leuker.’

Voor ik realiseer wat er gebeurd pakt mijn moeder me op, doet de voordeur open, zet me buiten en gooit de deur achter me dicht. Ik kijk beduusd naar de dichte deur en loop dan weg. Op mijn sokken, zonder jas, begin ik aan de wandeling van tien minuten naar oma. 
Het is winter, koud en al donker. Halverwege is het opstandige meisje al minder stoer. Best eng in het donker. Maar ik geef niet op. Wat zal oma opkijken! 

Oppassen met oversteken, er komt een auto aan. 
De auto stopt, het portier zwaait open.
‘Stap maar in, je zuurkool ligt in de vuilnisbak’, zegt mijn vader.
Ik twijfel heel even. Dan geef ik het op. Grijnzend geeft mijn vader een aai over mijn hoofd en zegt ‘ik hou wel van dat temperament van jou’. 
Bibberend van de kou kijk ik naar hem op en zeg timide dat ik toch liever thuis blijf wonen.



Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand juli is: verzet. Meer lezen of meedoen? Kijk op  http://platoonline.wordpress.com





© Anja, 7-7-2012


Nachtelijke escapades



Bijna elke nacht bevind ik mij 
in een merkwaardige droom. 
Het begint altijd hetzelfde,
het hotel waar ik je voor het eerst
heb ontmoet. 
Waar ik mijn geluk vond en 
het voor altijd verloor.

Je stem klinkt als een zachte streling,
ieder woord een tinteling op mijn naakte huid.
Je ogen een stralend licht, intens en
doordringend, ik verdwaal er in met 
hart en ziel.

Toen het gebeurde wist ik ,
voelde ik diep van binnen, 
vandaag is alles anders.
De klok staat stil zodra je weggaat, 
als een schim in de mist.
Mij achterlatend, in onbegrip, verwarring,
lichte paniek.

Ik begrijp niet meer waarom we hier ooit
aan begonnen.
Behalve lust en seks is er niets
wat ons met elkaar verbond.
Maar mijn hart en lichaam schreeuwen het uit,
het gemis een fysieke pijn.

Dan schrik ik wakker, jouw warme lijf
dicht tegen het mijne. 
Ik kijk naar je, mijn lieve echtgenoot, 
hoe je slaapt,
onwetend van mijn ultieme bedrog.                                        
Ik ben op zoek naar spanning en geluk, in mijn dromen
ben ik je ontrouw, telkens weer.
Ik glimlach in het donker voor me uit, en geef je een kus, 
mijn ware geluk.

© Anja, 30-6-2012


Gedicht geschreven als opdracht voor een schrijfcursus (schrijfatelier Alicia).




Een traan


 Zijn ogen prikten, alsof
 er rook in kwam.
 Hij slikte krampachtig, zijn keel 
 werd dichtgesnoerd, hij balde zijn
 vuisten en kneep zijn ogen dicht.


 Hij vroeg zich af hoe het zou zijn, na 
 al die jaren, hoe het zou smaken, 
 bitter, zilt, of naar meer.
 In gedachten hoorde hij de stem van
 zijn vader, afgemeten en ironisch,
 stel je niet aan, verman jezelf!
 Maar het was te laat, hij was de schaamte
 voorbij, zijn vaders invloed ontgroeid.


Hij voelde het naar beneden rollen, 
traag maar doelbewust, een warm vochtig 
spoor achterlatend.
Het raakte zijn licht geopende trillende lippen, zijn 
tong bracht de herinnering tot leven, de smaak 
van zijn diepste emoties.


Hoofdschuddend draaide hij zich om en liep 
weg, op zoek naar een reden. De traan
rolde verder langs zijn kin en spatte
uiteen in de poel van vergetelheid.



©Anja, 30-6-2012


Dit gedicht is geschreven als opdracht voor een schrijfcursus van Schrijfatelier Alicia.


Niet op vakantie?

Het is weer zomer, ook al zou je dat niet altijd zeggen als je naar buiten kijkt. De schoolvakanties in het zuiden des land's zijn weer begonnen en daarmee ook de “grote uittocht” zoals dat tegenwoordig genoemd wordt.

Vrienden, kennissen, collega’s, velen hebben hun vakanties geboekt. De een gaat naar verre oorden, lekker op een wit zandstrand in de zon bijkomen van het afgelopen jaar. Anderen zoeken het dichter bij huis en blijven in ons eigen kikkerlandje, kamperen in Drenthe, of een caravan gehuurd aan de Zeeuwse kust. Hoe ver of dichtbij ze ook gaan, allemaal gaan ze op pad met vooruitzichten die elkaar niet veel ontlopen: uitrusten, even lekker niets doen, doen waar ze zin in hebben, alles doen behalve werken, lui of actief. Heerlijk!

Er zijn echter in mijn vrienden/kennissen/collega’s kring ook mensen die niet op vakantie gaan.
WAT zeg je?? NIET op vakantie?
Ja, u hoort het goed, er zijn mensen die niet op vakantie gaan.

De redenen waarom iemand niet op vakantie gaat lopen nogal uiteen. Voor sommigen betekent vakantie dat ze gewoon heerlijk thuis zijn en klussen in huis/tuin, al die dingen waar ze normaal gesproken niet aan toekomen. Er zijn er die maar al te graag op vakantie willen maar een partner hebben die dat niet ziet zitten. Dat is lastig want of je moet alleen en laat je partner thuis, wat een hoop herrie oplevert, of je past je aan en blijft ook thuis. Weer een andere groep heeft simpelweg niet voldoende financiële middelen om op vakantie te gaan, omdat er nog zoveel andere dingen moeten gebeuren en het geld maar één keer uitgegeven kan worden.

Zelf behoor ik ook tot de groep van mensen die dit jaar niet op vakantie gaan. Natuurlijk zou ik best een week of twee languit in de zon willen liggen, met mijn snorkel over een prachtig koraalrif dobberen, en me heerlijk in de watten laten leggen in een 5-sterren hotel. E-reader mee met 100 gedownloadde boeken, cocktailtje, leuke strandwacht die mijn rug insmeert… Zucht…
Maar ik heb andere prioriteiten (ik rij in een 12-jaar oude, zeer onzuinige auto die vervangen moet worden door een kleiner en vooral zuiniger exemplaar, niet nieuw maar wel een paar jaar jonger). En ook ik kan mijn geld maar één keer uitgeven. Face reality and make the best of it!
Net zoals die andere mensen die ook niet vertrekken dit jaar, heb ik daar dus mijn redenen voor en geen problemen mee.

Waar ik/wij wel een probleem mee hebben is dat anderen er een probleem van maken. Iedere keer als iemand belangstellend vraagt “heb je nog vakantieplannen?” dan zeg ik “ja, plannen zat maar ik ga niet op vakantie”. Of, aannemend dat je weg gaat, de vraag “waar ga jij dit jaar naar toe?”. Ehh, ik ga nergens naar toe…
Beide vragen zijn heel legitiem en pure belangstelling en dat is altijd leuk en vind ik heel lief.
Maar als ik dan gezegd heb dat ik niet op vakantie ga, dan krijg je De Blik. Eerst een blik van ongeloof, zo van “huh, niet op vakantie, iedereen gaat op vakantie”. Als je zegt dat je andere prioriteiten hebt, krijg je de “maar je moet op vakantie, jij doet dus iets niet goed”-blik. Als ik er zin in heb leg ik vervolgens uit hoe het zit. De meeste mensen begrijpen het dilemma en vinden dat je verstandig bezig bent. Maar soms krijg je dan nog de “wat is nou het probleem, dat kan toch wel allebei”-blik. Meestal van tweeverdieners met minimaal 4x modaal. Ja, inderdaad, dan kan het allebei. Maar met 1x modaal kan dat dus niet.

Lieve mensen, ik heb mijn prioriteit voor dit jaar gesteld en daar ga ik voor. Volgend jaar haal ik mijn schade wel in hoor, dan vertrek ik een maand naar een ver, door mij nog onontdekt land, ik heb nog een heel lijstje wensbestemmingen. Ik weet van de mensen om mij heen die in hetzelfde schuitje zitten dat ook zij de feiten gewoon onder ogen zien en – ook al werken de weergoden niet mee – toch een hele leuke zomer hebben. Geen zielige figuren, geen geklaag.
Wij kunnen ons soms echter zo ontzettend ongemakkelijk voelen, zo vreemd en anders, door de blikken van de mensen die het niet begrijpen. Wij voelen ons dan stom, belachelijk en bijna zielig. En we voelen ons genoodzaakt ons te verdedigen. En dat zou helemaal niet nodig moeten zijn.
Dus, mocht u weer eens aan iemand vragen waar hij/zij dit jaar naar toe gaat op vakantie, en die persoon antwoord dat hij/zij niet op vakantie gaat, accepteer dit antwoord als gewoon een antwoord. Vraag belangstellend waarom niet en denk na over het antwoord dat u krijgt. Wellicht dat u volgend jaar hetzelfde antwoord moet geven op dezelfde vraag…

Tot slot: ik wens iedereen een hele fijne zomer en voor diegenen die weg gaan: een hele fijne vakantie!!




© Anja 1-7-2012

Soms laat het je even niet los…




Dagelijks ontmoet je heel veel verschillende mensen. Vrienden, familie, mensen die je heel goed kent, die je minder goed kent, die je denkt te kennen, wildvreemden. Met allemaal heb je een bepaalde interactie. Die onbekende die je even vriendelijk toeknikt of waar je even naar glimlacht. Die lieve collega die je zo graag zou willen helpen, maar je vindt de juiste woorden niet dus kom je niet verder dan een welgemeende knuffel. De buurvrouw die een jaartje ouder wordt en voor wie het loopje naar de brievenbus al een hele onderneming is. 
Heel veel indrukken, emoties, gelach, gedachtes. En dat allemaal in 24 uur tijd. Elke dag weer, week in week uit. 
Wat ik me gewoon ineens zit af te vragen is hoe het dan komt dat je geraakt wordt door het respectloze gedrag van iemand die je helemaal niet kent. Iemand die je even ontmoet en waarschijnlijk/hopelijk nooit meer zult zien. En die persoon doet iets, of doet iets juist niet, en raakt een bepaalde snaar. En daar zit je dan een paar uur later nog steeds over na te denken. Vreemd, hoe iets volkomen onbenulligs je ineens even niet los wil laten. Ik ga er maar een nachtje over slapen, morgen is het vast verdwenen.