Even kopje onder


Opeens sluipt het gevoel binnen
trippelend
op kousenvoeten
onaangekondigd, onzichtbaar
en bespringt me.

Onvoorbereid
laat ik het binnen
het verlamt
mijn hart
verduistert
mijn geest
een totale eclips

Ik vecht mijn
hopeloze
strijd, verzet
met hand en tand
geef mij niet gewonnen
maar win het
dit keer niet.

Ik laat het komen, een
vloedgolf, snel, hard,
meeslepend
wetend dat het mij
nietsontziend
omverwerpt en verslindt
mij achterlaat in een
draaikolk van
angst en verdriet.

Ik spoel aan
als wrakhout
op het strand
mijn innerlijke kracht
gebutst en geschaafd
maar een optimist
verdrinkt niet in
in een tranendal
ik schenk de glazen
halfvol
en toast
op de nieuwe dag.

© Anja, 29-7-2012

Filelol en fileleed



Voor diegenen onder u die net als ik dagelijks met de auto naar hun werk reizen, zal deze column heel herkenbaar zijn. Voor diegenen onder u die met de trein reizen (u zit nu waarschijnlijk op een overvol perron dit stukje op uw ipad te lezen, wachtend op een trein die er een half uur geleden al had moeten zijn) of de gelukkigen die op de fiets naar hun werk gaan (u zit nu als een verzopen kat, hijgend tegen de wind in te vloeken dat u eindelijk eens een regenpak moet kopen, Hollandse zomers zijn nat): lees en leef mee met de perikelen van een autoforens.

Zelf reis ik dagelijks 36km naar mijn werk, met mijn bijna 11 jaar oude autootje. En uiteraard diezelfde 36km aan het eind van de werkdag weer terug naar huis. De ochtendrit verloopt over het algemeen soepel en snel. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik om half zeven ’s ochtends vertrek en al op de weg zit als een groot deel van Noord-Brabant nog op één oor ligt of boven een eerste kop koffie hangt.
De enige keren dat ik iets zou kunnen vermelden over de ochtendrit is als het in de winter sneeuwt, vooral als dat onverwachts gebeurt. In ieder geval onverwacht voor de heren van Rijkswaterstaat. Die zien de bui niet altijd hangen en zijn daardoor weleens te laat met strooien. Maar die taferelen zijn een column op zich waard.

De middagrit naar huis levert dagelijks leuke en minder leuke taferelen op. Ik kan redelijk doorrijden tot aan het eerste knooppunt, waar van drie verschillende kanten 2-baans wegen bij elkaar komen. Dat zijn zes rijstroken die moeten samenvoegen naar twee rijstroken. U ziet het al voor zich? Ik ook, en met mij honderden anderen. We genieten er dagelijks van, stilstaand of langzaam rijdend. Eerste ergernisje: deze file wordt nooit genoemd bij de verkeersinformatie op de radio. Deze file bestaat dus niet. Ik sta in een spookfile.

Ik vermaak me meestal met in de rondte kijken naar de mensen die voor, naast en achter me stil staan. Ik zal er een paar beschrijven, ik weet zeker dat u ze herkent. Ik spreek voor het gemak over “hij”, maar alle types zijn net zo vaak “zij-en”.
De ongeduldige: staat voor u met zijn auto links half in de berm zodat hij langs de file kan kijken hoe lang die file nog is; staat achter u vastgekleefd aan uw bumper of trekhaak, u ongeduldig opruiend alsof u wel over de wachtenden voor u heen kan.
Een ander type is de fileflirter. Kan heel erg leuk zijn als het een aantrekkelijke heer is die op een grappige manier al flirtend de tijd verdrijft. Ik flirt in dat soort gevallen lustig terug en af en toe hoop ik dat de file nog uren duurt. Uiteraard zijn er de minder leuke fileflirters, meestal de niet zo aantrekkelijke mannen die het van een dure auto (lees leasebak) moeten hebben. Die kijken naar je met een vunzige blik in hun oogjes en je wilt al helemaal niet weten wat ze denken. Ik blijf in die gevallen stoïcijns voor me uit kijken en laat de man in kwestie zijn capriolen uithalen voor een ander publiek. De mensen achter mij vinden dit vaak heel hilarisch.
Tot slot nog de neuspeuteraar: deze zit op zijn gemak zijn hypofysen te kietelen en schraapt alles wat hij in zijn neus tegenkomt naar buiten. Dan wordt de vinger met daarop de buit goed bestudeerd. Er volgt een knip met de vingers waarop de buit naar buiten vliegt, of op de autostoel terecht komt. De tweede mogelijkheid is dat de vinger verdwijnt in de mond en de buit wordt verorberd. Als ze naar mij kijken maak ik het gebaar van “lekker hé?”.

Ondertussen is de stilstaande file veranderd in langzaam rijdend verkeer. Ik ben altijd nieuwsgierig naar de oorzaak van een file. Al rijdend lijkt er de eerste kilometers geen enkele oorzaak te zijn. Totdat er voor me ineens weer heel hard geremd wordt. Om niets. Of… ja toch wel. Er is een aanrijding op de andere weghelft en daar willen sommige mensen uitgebreid van genieten. “Kijkers naar een ongeval op de andere rijbaan”, rubbernekken worden ze tegenwoordig genoemd. Nog afgezien van het feit dat deze rubbernekken de reden zijn van de spookfile waarin ik mij bevind, zijn ze vaak oorzaak van een aanrijding op de weghelft waarop ze zich zelf bevinden. Voor mij zijn deze mensen ergernis nummer 1 op de weg. Ik zou weleens aan zo’n automobilist willen vragen waarom hij zo gefascineerd is door die aanrijding dat hij er voor bovenop zijn rem trapt. Is dat een morbide soort (leed)vermaak? Of een fascinatie voor andermans ellende? Een gemene vorm van blijheid dat het jouw auto niet is die daar op zijn kop ligt?

Als u zichzelf herkent in deze rubbernek, laat mij dan eens weten waarom u doet wat u doet? Het is eerlijke belangstelling van mijn kant. Uiteraard zal ik u ook eerlijk en ongezouten vertellen wat ik er van vind.

Voor iedereen op de weg, in de auto, trein of op de fiets: be careful out there!

© Anja, juli 2012.


Geschreven als opdracht voor de schrijfcursus van Schrijfatelier Alicia. Alicia bedankt voor de feedback en de verbeteringen!






Terug naar mij


Gedicht ingestuurd naar aanleiding van een gedichtenuitdaging van Schrijfatelier Alicia, met als thema "Alleen in mijn gedichten kan ik wonen". 

Hoe ver je ook reist, hoe ver je ook vlucht, uiteindelijk kom je altijd terug bij jezelf...




Lopend over platgetrapte paden
leidend naar mijn hunkerend hart, 
op zoek naar ongerepte vlaktes
verborgen in de valleien
van mijn geest.

Dwalend door de gebergten van
herinneringen
aan vervlogen tijden en 
zoekgeraakt geluk
voor altijd verloren 
nog immer niet gevonden.

Met mijn dolende ziel 
door het landschap 
van mijn gedachten
puttend uit de bron van  
oneindige fantasie
brengt de reis mij altijd terug
naar mij, 
want alleen in mijn
gedichten kan ik wonen.

© Anja, 17-7-2012

Zomaar een doordeweekse dag

Na een heerlijk lui weekend en een maandag hard werken bij mijn Leuke Baan, is het vandaag weer dinsdag. Waar het voor velen de maandag is die een slechte naam heeft, is dat voor mij de dinsdag. Het begin van een werkweek bij De Baan, die waar het geld vandaan moet komen. Noodzakelijk dus.

Omdat ik heerlijk uitgeslapen en uitgerust ben, sta ik bij het afgaan van de wekker bijna direct naast mijn bed. Zelfs de kat schrikt ervan! Normaal gesproken komt er na drie keer op de snoozeknop gedrukt te hebben een been over de bedrand, na de vierde keer snooze wellicht de rest van dit mens. Maar vanmorgen gaat het dus helemaal vanzelf. Na het douchen, aankleden en toonbaar maken op naar de keuken. Ontbijt maken, brood om mee te nemen naar het werk, kat eten en drinken geven. 
O ja, vanavond ook werken, help! Dan moet ik nog snel iets te eten klaarmaken. En daar sta je dan om 06:15 uur in de keuken de kipfilet te bakken, pasta te koken en saus te maken. Brrrrr, ik krijg met moeite een bakje kwark naar binnen op dat tijdstip en de lucht van de pasta wordt me bijna te veel. Ik ga er maar vanuit dat het me vanavond wel smaakt.
Waarom doe je dat dan ook niet de avond ervoor, hoor ik u denken. Helemaal mee eens, was een stuk handiger geweest. Maar gisteravond kwam ik na een dag werken en een uur spinning thuis en ben op de bank geploft. Geen fut (lees: te lui) om nog te koken. Of te strijken. Dat klusje wacht ook nog, maar dat kan nog wel langer wachten. 
Goed, pasta is klaar, staat netjes in een bakje in de koelkast af te koelen. 06:30 uur, tijd om te vertrekken.

Het is half vijf, dacht dat er geen einde aan deze werkdag zou komen. Veel ad hoc dingen die “even” tussendoor moeten waardoor de zaken die ik zo netjes had gepland weer doorschuiven. Leg dat maar eens uit aan je manager die alles zelf zo strak kan plannen…

Onderweg naar huis heerlijk hard de radio aan, meeblèren met Anouk’s Nobody’s Wife. De meneer die in de file naast me staat kijkt me grijnzend aan. Ik controleer snel of de ramen goed dicht zitten, want geloof me, je wilt me niet horen zingen. 
Als de auto’s voor me eindelijk weer in beweging komen, vraag ik me af waarom we eigenlijk stil hebben gestaan. De eerstvolgende kilometers is er namelijk niets te zien waardoor dit oponthoud veroorzaakt zou kunnen zijn. Maar dan, ja hoor, de oorzaak is er een uit mijn ergernis-top 5: rubbernekken. Er is een aanrijding in de tegenovergestelde rijrichting en natuurlijk moeten de meeste automobilisten dat uitgebreid bekijken. Ik vraag me altijd af waarom. Is dat leedvermaak? Of een uiting van opluchting, zo van pff gelukkig ben ik dat niet. Of een morbide vorm van exibitionisme? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ik er kriegel van word. Als alles weer gewoon doorrijdt zakt mijn bloeddruk weer, de daling houdt ongeveer gelijke tred met het zakken van mijn voet op het gaspedaal. Het laatste stuk naar huis gaat wat harder dan de aangegeven 130 km/uur. 

Wonder boven wonder ben ik om iets na 17:00 uur thuis. Ik ren naar boven, gooi mijn tas op de tafel, aai in het voorbijgaan de kat, en ga me omkleden. Nette kleding uit en spijkerbroek met blouse aan. Haar nog redelijk? Check. Mascara niet achter mijn oren? Check. Geen katteharen op mijn zwarte blouse? Check. Schoenen weer aan, autosleutels… ik vergeet iets… O ja, de pasta!! En weg ben ik weer. 
De Leuke Baan is maar vijf autominuten verderop, dus om 17:15 uur stap ik daar keurig op tijd binnen. Hectisch, gezellig, onvoorspelbaar. Dat omschrijft de avond het beste. Moe maar voldaan sluit ik om 22:30 uur de zaak. Vijf minuten later weer thuis en even rustig op de bank met een bak thee. Om 23:00 uur stap ik mijn bed in en nog geen vijf minuten later ben ik in dromenland. 

Druk? Ja! Leuk? Ja! Genoten? Ja!

Welterusten en tot morgen!


© Anja, 11-7-2012

Verzet


‘Het is vies, het smaakt zuur!’. 
Mijn moeder antwoordt dat zuurkool niet zuur is. 
‘Waarom heet het dan zuurkool?’ 
Geïrriteerd snibt mijn moeder ‘dooreten, koude zuurkool is niet lekker.’ 
‘Het is warm ook vies, mag ik nog appelmoes?’ 
Nu bemoeit mijn vader zich er mee. 
‘Gewoon dooreten nu’ bast hij.
‘Maar ik lust dit niet…’. 
‘Genoeg! Ga in de keuken je bord leeg eten.’ 

De 7-jarige versie van mijzelf gaat aan het formica tafeltje in de keuken zitten. Ik hoop dat de zuurkool op miraculeuze wijze verdwijnt.
Na een kwartier komt mijn moeder de keuken binnen.  
‘Is dat bord nou nog niet leeg?’ 

In mij huist een opstandig wezentje dat het ineens genoeg vindt. ‘Bij oma krijg ik nooit zuurkool, alleen lekkere dingen als rode kool!’
‘Dan ga je toch bij oma wonen’ zegt mijn moeder met stemverheffing. 
‘Is goed, daar is het veel leuker.’

Voor ik realiseer wat er gebeurd pakt mijn moeder me op, doet de voordeur open, zet me buiten en gooit de deur achter me dicht. Ik kijk beduusd naar de dichte deur en loop dan weg. Op mijn sokken, zonder jas, begin ik aan de wandeling van tien minuten naar oma. 
Het is winter, koud en al donker. Halverwege is het opstandige meisje al minder stoer. Best eng in het donker. Maar ik geef niet op. Wat zal oma opkijken! 

Oppassen met oversteken, er komt een auto aan. 
De auto stopt, het portier zwaait open.
‘Stap maar in, je zuurkool ligt in de vuilnisbak’, zegt mijn vader.
Ik twijfel heel even. Dan geef ik het op. Grijnzend geeft mijn vader een aai over mijn hoofd en zegt ‘ik hou wel van dat temperament van jou’. 
Bibberend van de kou kijk ik naar hem op en zeg timide dat ik toch liever thuis blijf wonen.



Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand juli is: verzet. Meer lezen of meedoen? Kijk op  http://platoonline.wordpress.com





© Anja, 7-7-2012


Nachtelijke escapades



Bijna elke nacht bevind ik mij 
in een merkwaardige droom. 
Het begint altijd hetzelfde,
het hotel waar ik je voor het eerst
heb ontmoet. 
Waar ik mijn geluk vond en 
het voor altijd verloor.

Je stem klinkt als een zachte streling,
ieder woord een tinteling op mijn naakte huid.
Je ogen een stralend licht, intens en
doordringend, ik verdwaal er in met 
hart en ziel.

Toen het gebeurde wist ik ,
voelde ik diep van binnen, 
vandaag is alles anders.
De klok staat stil zodra je weggaat, 
als een schim in de mist.
Mij achterlatend, in onbegrip, verwarring,
lichte paniek.

Ik begrijp niet meer waarom we hier ooit
aan begonnen.
Behalve lust en seks is er niets
wat ons met elkaar verbond.
Maar mijn hart en lichaam schreeuwen het uit,
het gemis een fysieke pijn.

Dan schrik ik wakker, jouw warme lijf
dicht tegen het mijne. 
Ik kijk naar je, mijn lieve echtgenoot, 
hoe je slaapt,
onwetend van mijn ultieme bedrog.                                        
Ik ben op zoek naar spanning en geluk, in mijn dromen
ben ik je ontrouw, telkens weer.
Ik glimlach in het donker voor me uit, en geef je een kus, 
mijn ware geluk.

© Anja, 30-6-2012


Gedicht geschreven als opdracht voor een schrijfcursus (schrijfatelier Alicia).




Een traan


 Zijn ogen prikten, alsof
 er rook in kwam.
 Hij slikte krampachtig, zijn keel 
 werd dichtgesnoerd, hij balde zijn
 vuisten en kneep zijn ogen dicht.


 Hij vroeg zich af hoe het zou zijn, na 
 al die jaren, hoe het zou smaken, 
 bitter, zilt, of naar meer.
 In gedachten hoorde hij de stem van
 zijn vader, afgemeten en ironisch,
 stel je niet aan, verman jezelf!
 Maar het was te laat, hij was de schaamte
 voorbij, zijn vaders invloed ontgroeid.


Hij voelde het naar beneden rollen, 
traag maar doelbewust, een warm vochtig 
spoor achterlatend.
Het raakte zijn licht geopende trillende lippen, zijn 
tong bracht de herinnering tot leven, de smaak 
van zijn diepste emoties.


Hoofdschuddend draaide hij zich om en liep 
weg, op zoek naar een reden. De traan
rolde verder langs zijn kin en spatte
uiteen in de poel van vergetelheid.



©Anja, 30-6-2012


Dit gedicht is geschreven als opdracht voor een schrijfcursus van Schrijfatelier Alicia.


Niet op vakantie?

Het is weer zomer, ook al zou je dat niet altijd zeggen als je naar buiten kijkt. De schoolvakanties in het zuiden des land's zijn weer begonnen en daarmee ook de “grote uittocht” zoals dat tegenwoordig genoemd wordt.

Vrienden, kennissen, collega’s, velen hebben hun vakanties geboekt. De een gaat naar verre oorden, lekker op een wit zandstrand in de zon bijkomen van het afgelopen jaar. Anderen zoeken het dichter bij huis en blijven in ons eigen kikkerlandje, kamperen in Drenthe, of een caravan gehuurd aan de Zeeuwse kust. Hoe ver of dichtbij ze ook gaan, allemaal gaan ze op pad met vooruitzichten die elkaar niet veel ontlopen: uitrusten, even lekker niets doen, doen waar ze zin in hebben, alles doen behalve werken, lui of actief. Heerlijk!

Er zijn echter in mijn vrienden/kennissen/collega’s kring ook mensen die niet op vakantie gaan.
WAT zeg je?? NIET op vakantie?
Ja, u hoort het goed, er zijn mensen die niet op vakantie gaan.

De redenen waarom iemand niet op vakantie gaat lopen nogal uiteen. Voor sommigen betekent vakantie dat ze gewoon heerlijk thuis zijn en klussen in huis/tuin, al die dingen waar ze normaal gesproken niet aan toekomen. Er zijn er die maar al te graag op vakantie willen maar een partner hebben die dat niet ziet zitten. Dat is lastig want of je moet alleen en laat je partner thuis, wat een hoop herrie oplevert, of je past je aan en blijft ook thuis. Weer een andere groep heeft simpelweg niet voldoende financiële middelen om op vakantie te gaan, omdat er nog zoveel andere dingen moeten gebeuren en het geld maar één keer uitgegeven kan worden.

Zelf behoor ik ook tot de groep van mensen die dit jaar niet op vakantie gaan. Natuurlijk zou ik best een week of twee languit in de zon willen liggen, met mijn snorkel over een prachtig koraalrif dobberen, en me heerlijk in de watten laten leggen in een 5-sterren hotel. E-reader mee met 100 gedownloadde boeken, cocktailtje, leuke strandwacht die mijn rug insmeert… Zucht…
Maar ik heb andere prioriteiten (ik rij in een 12-jaar oude, zeer onzuinige auto die vervangen moet worden door een kleiner en vooral zuiniger exemplaar, niet nieuw maar wel een paar jaar jonger). En ook ik kan mijn geld maar één keer uitgeven. Face reality and make the best of it!
Net zoals die andere mensen die ook niet vertrekken dit jaar, heb ik daar dus mijn redenen voor en geen problemen mee.

Waar ik/wij wel een probleem mee hebben is dat anderen er een probleem van maken. Iedere keer als iemand belangstellend vraagt “heb je nog vakantieplannen?” dan zeg ik “ja, plannen zat maar ik ga niet op vakantie”. Of, aannemend dat je weg gaat, de vraag “waar ga jij dit jaar naar toe?”. Ehh, ik ga nergens naar toe…
Beide vragen zijn heel legitiem en pure belangstelling en dat is altijd leuk en vind ik heel lief.
Maar als ik dan gezegd heb dat ik niet op vakantie ga, dan krijg je De Blik. Eerst een blik van ongeloof, zo van “huh, niet op vakantie, iedereen gaat op vakantie”. Als je zegt dat je andere prioriteiten hebt, krijg je de “maar je moet op vakantie, jij doet dus iets niet goed”-blik. Als ik er zin in heb leg ik vervolgens uit hoe het zit. De meeste mensen begrijpen het dilemma en vinden dat je verstandig bezig bent. Maar soms krijg je dan nog de “wat is nou het probleem, dat kan toch wel allebei”-blik. Meestal van tweeverdieners met minimaal 4x modaal. Ja, inderdaad, dan kan het allebei. Maar met 1x modaal kan dat dus niet.

Lieve mensen, ik heb mijn prioriteit voor dit jaar gesteld en daar ga ik voor. Volgend jaar haal ik mijn schade wel in hoor, dan vertrek ik een maand naar een ver, door mij nog onontdekt land, ik heb nog een heel lijstje wensbestemmingen. Ik weet van de mensen om mij heen die in hetzelfde schuitje zitten dat ook zij de feiten gewoon onder ogen zien en – ook al werken de weergoden niet mee – toch een hele leuke zomer hebben. Geen zielige figuren, geen geklaag.
Wij kunnen ons soms echter zo ontzettend ongemakkelijk voelen, zo vreemd en anders, door de blikken van de mensen die het niet begrijpen. Wij voelen ons dan stom, belachelijk en bijna zielig. En we voelen ons genoodzaakt ons te verdedigen. En dat zou helemaal niet nodig moeten zijn.
Dus, mocht u weer eens aan iemand vragen waar hij/zij dit jaar naar toe gaat op vakantie, en die persoon antwoord dat hij/zij niet op vakantie gaat, accepteer dit antwoord als gewoon een antwoord. Vraag belangstellend waarom niet en denk na over het antwoord dat u krijgt. Wellicht dat u volgend jaar hetzelfde antwoord moet geven op dezelfde vraag…

Tot slot: ik wens iedereen een hele fijne zomer en voor diegenen die weg gaan: een hele fijne vakantie!!




© Anja 1-7-2012