De man keek hoopvol over zijn schouder. In de korte, vluchtige blik die hij op mij wierp las ik de vraag: hoe lang gaat ze dit nog volhouden, wanneer kan ik haar afschudden. Ik keek stoïcijns terug, gaf geen krimp.
Ik zat al ongeveer twintig minuten achter hem aan. Soms met een behoorlijke afstand tussen hem en mij, het andere moment liep ik op hem in. Hij leek dat aan te voelen. Tot twee keer toe had hij zijn tempo plotseling verhoogd, om me uit te putten. Maar dat ging hem niet lukken. Ik was te vastberaden, te gemotiveerd. Ik zou hem niet laten lopen. Mijn eerste doel was hem te grazen nemen, hem verpulveren.
Uiteraard voelde ik ook de vermoeidheid opkomen. Ik was al anderhalf uur onderweg. Mijn spieren begonnen een klein beetje tegen te stribbelen, mijn kuiten een beetje te verzuren. Ik maakte een snelle rekensom, in dit tempo was het nog hooguit vijftien minuten. Ik moest nu toeslaan anders zou hij nog ontsnappen.
Ik voerde mijn tempo langzaam op. Niet te snel, ik moest rekening houden met het terrein. Ik was hier bekend en wist dat het de komende twee kilometer vals plat omhoog ging. Zou hij ook weten dat die stijging zo lang zou duren? Ook hij begon nu sneller te lopen, voelde mijn hete adem in zijn nek. Een goed teken, hij begon hem te knijpen. Ik naderde hem nu redelijk snel. Nogmaals keek hij om, ik las de verslagenheid in zijn ogen, hij gaf het op. Dit gaf me vleugels. Ik haalde hem met gemak in, erop en erover! Tijdens het passeren glimlachte ik eens lief naar hem en rende door. De man, die ik als haas had gebruikt, verslagen achter mij latend. Op naar de finish en een persoonlijk record.
© Anja, februari 2013
Een verhaal voor de WE-300. WE-300 is een uitdaging van Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord, maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand februari is: jagen. Lees de introductie voor dit woord op http://platoonline.wordpress.com.