… een meisje van zes jaar oud. Ze zat keurig aan haar
tafeltje in het klaslokaal. Het was donker, de gordijnen voor de ramen waren
dicht en de lichten waren uit. Het lokaal werd alleen verlicht door de lampjes
in de kerstboom en de kaarsjes op de bureautjes.
Op het tafeltje van het meisje stond een kaarsje in de vorm
van een sneeuwpopje. Het twinkelende licht van het vlammetje weerspiegelde in
haar grote bruine ogen, die gefixeerd waren op de leraar die aan het voorlezen
was. Bijna ademloos luisterde ze, helemaal opgaand in de barre omstandigheden
in de stal in Bethlehem en vooral de komst van de wijzen uit het oosten. Dat
kindeke Jezus vond ze niet zo interessant, maar die wijzen uit het oosten die
wierook en mirre meebrachten… In het kleine koppie stapelden de vragen zich op:
wat is mirre en wierook, en hoe wisten die wijzen nou waar het kindeke Jezus
lag? Voor het zesjarige meisje was dit een van de mooiste ‘sprookjes’ die ze
kende.
Maar kleine meisjes worden groot. De volwassen uitvoering
van het meisje heeft nog steeds niet zoveel op met het kindeke Jezus en eigenlijk
mag het hele kerstfeest haar gestolen worden. In sprookjes gelooft ze al lang
niet meer.
Soms denkt ze terug aan die magische viering van Kerstmis op
de lagere school en hoe ze als kind opging in wat verteld werd. Wat dat laatste
betreft leeft het kind nog steeds in de volwassen vrouw.
Ze lezen, beluisteren en verzinnen, in alle vormen en het
liefst zo spannend mogelijk. Sommigen zullen misschien nooit verteld worden,
anderen zijn te bizar voor woorden, en er zijn er die op een dag als echte
waarheid naar boven komen. Hoe dan ook: het volwassen meisje kan zich er nog
steeds helemaal in verliezen.
©Anja, november 2013.
Een verhaal voor de WE-300. De WE-300 is een uitdaging van
Plato: schrijf een verhaal/blog van exact 300 woorden over een bepaald woord,
maar gebruik dat woord niet in de tekst. Woord voor de maand november was:
verhalen. Lees meer over de WE-300 op http://platoonline.wordpress.com/.