De Anderen…

Van internet, eigenaar onbekend
Van internet, eigenaar onbekend
Ze keek verschrikt op, getriggerd door een geluid, of was het meer een gevoel? De haartjes in haar nek stonden recht overeind. Was daar iemand? Was daar iets? Ze keek door het vuile raam van de oude schuur waar ze zich schuil hield maar zag niets anders dan de mistflarden boven de weilanden.
Al haar hele leven had ze het gevoel dat iets haar op de hielen zat, dat ze altijd net buiten het bereik was van dat iets. Ze was er aan gewend, had leren leven met het opgejaagde gevoel. Net zoals ze met Die Anderen had leren leven. Die waren altijd aanwezig, overal, ze sliepen nooit. In het begin was het er maar een, De Eerste, en die was aardig. Hij was de beste vriend die ze ooit had gehad en ooit zou hebben. Met hem deelde ze van kleins af aan lief en leed. Hij ging overal met haar mee naar toe en gaf haar altijd steun en advies. En wat hadden ze een plezier gehad samen!
De vriendschap veranderde toen hij iemand begon mee te nemen. Deze was ‘anders’. Hij deed wel vriendelijk, maar ze voelde een bepaald onbehagen, zeker als ze alleen met hem was. Ze vertrouwde deze niet. Wist niet wat ze met hem aan moest. Ze had dit ooit eens aan De Eerste verteld maar hij had haar uitgelachen en gezegd dat ze zich aanstelde. Toen ze er later nog eens over was begonnen had hij gezegd dat ze niet zo bezitterig moest zijn. Ze was verdrietig geweest om zijn reactie. Ze had altijd het gevoel gehad dat ze samen iets speciaals hadden, iets dat alleen zij deelden. Maar hij zag dat kennelijk anders.
Van lieverlee waren er steeds meer gekomen. Hij nam steeds weer anderen mee, zowel mannen als vrouwen, sommigen aardig, sommigen onvriendelijk, sommigen ronduit kwaadaardig. En ze bleven allemaal. Het was niet zo dat ze even kwamen en weer weggingen. Nee, als ze er waren gingen ze nooit meer weg. Ze waren altijd latent aanwezig en wanneer het hun uitkwam bemoeiden ze zich met haar leven. Ze vertelden haar wat ze moest doen of juist niet moest doen. Ze vertelden haar welke kleren ze moest kopen, met wie ze wel en niet moest omgaan. Eigenlijk controleerden ze haar hele leven. Ze luisterde en gehoorzaamde ze. Ze had ze aanvaard. Niet van harte, maar ze dacht dat het zo hoorde, dat dit normaal was. En daarom had ze nooit met iemand over de anderen gesproken. Met niemand, tot dat…

Ze was net achttien geworden en had haar VWO-diploma op zak. De hele wereld lag voor haar open. Ze wilde eerst eens lekker gaan reizen, Nieuw Zeeland, Australië, Nepal. Daarna zou ze zich aan het reguliere leven conformeren, een baan zoeken en zich settelen. Toen was ze De Ware tegengekomen. De vonk was in één keer overgeslagen, wham, vlam in de pan, hopeloos verliefd. Ze bracht bijna al haar vrije tijd met hem door en deelde al haar geheimen en verlangens met hem. En hij wilde maar al te graag haar verlangens vervullen. Ze gingen helemaal in elkaar op. Ze merkte al vrij snel dat De Eerste dit niet accepteerde. Hij kwam steeds vaker langs, ook als dat helemaal niet uitkwam. Alleen of samen met De Anderen. Op een gegeven moment begon De Ware vragen te stellen. Wat haar mankeerde, waarom ze zich zo vreemd gedroeg en zo agressief reageerde soms, waarom ze zulke stemmingswisselingen had. Ze vertelde hem in al haar eerlijkheid over De Eerste en over De Anderen. Ze wilde dit met De Ware delen, hij mocht alles van haar weten. Tussen twee geliefden bestonden immers geen geheimen. Maar De Ware had haar niet begrepen. Hij zei dat ze gek was, dat ze eng en gevaarlijk was. En dat ze hem met rust moest laten. De Ware was vertrokken, uit haar huis en uit haar leven, haar verdrietig en ontredderd achterlatend.
De Eerste had de grootste lol, hij zei dat hij haar gewaarschuwd had, dat het haar eigen schuld was. Had ze maar naar hem en De anderen moeten luisteren. Zij waren er altijd voor haar geweest en zouden er ook altijd voor haar zijn. Zij waren alles wat ze nodig had. Zij zouden haar nooit in de steek laten.
En nu zat ze hier, in een afgelegen schuur. Op de vlucht voor iets. Het zonnetje begon aan kracht te winnen en de mist begon op te trekken. Er stroomde licht door het vuile raam naar binnen. Ze keek met verbazing naar haar handen. Bloed… ze zaten onder het bloed… En haar trui en haar broek, doordrenkt met bloed…. Ze sprong in blinde paniek overeind, overal voelend aan haar lijf. Was ze gewond? Had ze een ongeluk gehad? Ze pijnigde haar hersens maar ze kon zich niets meer herinneren. Vanaf het moment dat De Ware was vertrokken was haar geheugen een zwart gat. Plotseling viel haar nog iets op… stilte. Het was stil in haar hoofd. Een stilte die bijna tastbaar was. De Eerste was er niet, De Anderen waren er niet, het was stil. Ze haalde diep adem en zoog de rust naar binnen, genietend van deze nieuwe allesomvattende stilte in haar.
Buiten hoorde ze een wagen stoppen, ze hoorde sirenes, luid pratende mensen. Maar zij genoot van de stilte. De deur van de oude schuur werd ingetrapt en er kwamen mannen in uniform binnengestormd, hun wapens getrokken en op haar gericht. Ze genoot van de stilte. Een van de mannen schreeuwde haar toe dat ze de bijl moest laten vallen. Ze keek hem aan en keek vervolgens naar haar rechter hand, naar de bebloede bijl die ze vasthield. Ze opende haar hand en de bijl viel met een doffe klap op de grond. Ze genoot van de stilte. Er kwamen mannen op haar af die haar hardhandig beetpakten en haar handen in handboeien stopten. De man die haar had toegeschreeuwd dat ze de bijl moest laten vallen vertelde haar dat ze onder arrest stond wegens de moord op haar ex-vriend. Ze genoot van de stilte. Ze sleurden haar uit de schuur en duwden haar in een politiebus. Terwijl een van de agenten de bus instapte hoorde ze hem tegen iemand roepen dat hij deze schizofrene tante naar een zwaarbeveiligde inrichting zou brengen. Ze genoot van de stilte. Ze draaide zich half om en keek naar de oude schuur, en terwijl de politiebus gas gaf en wegreed hoorde ze ineens de stem van De Eerste... ‘Dat was een geweldige slachtpartij, ze hebben de lichaamsdelen van De Ware overal in zijn huis gevonden. We zijn trots op je.’ fluisterde hij. Ze glimlachte en genoot van de stilte. De agent keek in zijn spiegel naar de schizofreen op de achterbank en zag dat ze glimlachte. Een glimlach die hem de rillingen over zijn rug deed lopen. Ze keek hem aan en zei ‘geniet jij ook zo van stilte’?

©Anja den Tieter, 21-11-2011