Dag 187 – woensdag 19 september

Iedere week publiceren wij een hoofdstuk uit het dagboek dat onlangs is gevonden op een onbewoond eiland in de Pacific. Vandaag dag 187…


Vanmorgen wakker geworden toen de warmte van de zon mijn hut in een oven veranderde. Bijna de hele nacht wakker gelegen door het gekrijs van de apen. Het klonk niet zo vijandig als twee nachten geleden, toen er een flinke strijd werd geleverd om de plek voor het alfa-mannetje. Nee, vannacht klonk het vriendelijker, alsof ze plezier hadden. Maar ik lag er van wakker. Ik merk dat nachtrust een van de belangrijkste voorwaarden is om te overleven. Naast eten en drinken natuurlijk. Mijn verzwakte lichaam heeft slaap nodig. Overdag is het te heet om te slapen. ’s Nachts houden de apen me wakker. En die andere geluiden. Soms kan ik het even niet meer hebben. Maar goed, het is tijd voor mijn wasritueel.

Ik sta op van mijn bed. Had ik al verteld dat ik gisteren mijn bed ‘verschoond’ heb? Hahaha, echt waar! Heb de palmbladeren weggehaald en vervangen door verse bladeren. Als ik mijn ogen dicht doe kan ik bijna de pasgewassen lakens van thuis ruiken, de frisheid van Lenor… Ik loop naar de waterkant en zeep mijzelf in met zand. Mijn huid is inmiddels gewend aan deze dagelijkse scrubbeurt. Vervolgens loop ik het water in en laat me achterover vallen. Ik dobber even doelloos op mijn rug, draai me dan om en begin aan mijn lichaamsbeweging. Tien keer heen en weer tussen mijn hut en de scheefstaande palmboom verderop, borstcrawl heen, rugcrawl terug. Alle gedachten dring ik even weg, mijn geest is leeg. Ik zwem.

Na mijn ontbijt, bestaande uit de laatste restjes kokos en twee slokken ananassap, pak ik mijn zakmes en rugzak. Er moet een nieuwe voorraad proviand komen, ik ben zo’n beetje door alle vruchten en noten heen. De dode aap die ik eergisteren heb gevonden, heb ik gevild en schoongemaakt. Het vlees hangt in de zon te drogen. Ik denk dat dit nog een dag of twee moet blijven hangen omdat ik nog steeds zo hier en daar wat maden zie kruipen. Ooit heb ik eens gelezen dat het laten drogen in de zon het verrottingsproces versneld. Daarna kan ik het veilig eten. Hoop ik. Diarree door het eten van bedorven vlees is meer dan alleen lastig, het zou weleens mijn dood kunnen zijn.

Ik ga op pad en loop achter mijn hut het oerwoud in. Naast mijn zakmes neem ik voor alle zekerheid ook de bijl mee. Als verdediging. Niet voor de apen, nee, zij hebben me inmiddels als één van hun geaccepteerd en zien mij als volkomen ongevaarlijk.
Het zijn die andere geluiden die ik ’s nachts soms hoor. De kreten van pijn, het ijselijke gegil waaruit pure angst spreekt, de daarop volgende stilte die nog veel beangstigender is. In het begin was ik dolblij de kreten te horen. Ik was er van overtuigd dat ik toch niet de enige was die de crash met de Boeing in zee had overleefd, dat er ergens op het eiland nog iemand was aangespoeld. Zwaargewond misschien, vandaar de kreten. Ik heb dagenlang over het eiland rondgelopen, roepend, zoekend naar een spoor van menselijk leven. Tot nu heb ik het niet gevonden. Tenminste, geen menselijk leven. Maar er is wel degelijk iets op dit eiland, iets wat leeft maar niet tastbaar is. Het is ronduit kwaadaardig en het maakt me doodsbang.

Maar ik zal toch moeten eten. Dus ik moet het oerwoud in. Er is een gedeelte op dit vermaledijde eiland waar de kokosnoten en ananassen bijna vanzelf uit de bomen vallen, waar de lekkerste noten en eetbare planten groeien. Waar ik in een halve dag genoeg proviand vind om weer een dag of drie te overleven. En er is die bron, met zoet water. Onbegrijpelijk. Een eiland midden in de Pacific, en dan komt er zoet water uit de rotsen. Het is een stukje paradijs op aarde. Maar zeker niet onbewoond. Dit gedeelte is het territorium van iets.

Beste vinder van dit dagboek, als u dit leest betekent dit dat ik te dicht in de buurt ben gekomen van dat andere dat hier op het eiland aanwezig is. En het betekent ook dat ik die ontmoeting niet heb overleefd. Ik kan u de details van mijn, vermoedelijk wrede, dood niet vertellen. En dat is denk ik maar goed ook. U zult de horror van wat mij overkomen is niet willen en kunnen begrijpen, laat staan geloven.
Maar tot die tijd zal ik dagelijks in dit dagboek blijven schrijven. Ik zal vertellen over wat ik zie, eet, ruik maar vooral voel. En ik zal blijven vertellen over mijn hoop. De hoop dat iemand uiteindelijk het wrak van de Boeing gaat zoeken. En mij vindt. Op tijd.

© Anja den Tieter, 19-09-2012
**********

Dit verhaal is een inzending op de schrijfwedstrijd van Schrijfatelier Alicia, gepubliceerd via www.boekvoorhaar.nl.


 

2 opmerkingen: